Toegegeven, Joël De Ceulaer had een punt met zijn Vijf goede redenen waarom we beter niet meer naar de Boekenbeurs gaan. Het is er veel te warm, het (veel te dure) eten trekt op niks en de standen zijn een bv-circus. Auteurs nemen er meer selfies dan dat ze het over hun (niet al te literaire) boeken hebben, en om de twee meter krijg je een of andere flyer in de handen geduwd. En toch, ik wilde mijn jeugdtraditie niet verbreken en trok op donderdag, de voorlaatste dag, naar de tachtigste Boekenbeurs. No shame.
En daar is het ene standje inderdaad al wat fijner dan het andere. Bij sommige uitgeverijen moet je al vijf Dafalgans naar binnen hebben, wil je geen acute migraine krijgen. Maar ik vond ook aangename standen – Uitgeverij Vrijdag, De Eenhoorn, Confituur: ik kijk naar jullie – met aandacht voor het betere boek. Aan de auteurspodia, een fluorescerende versie van de herfstkleuren buiten, rukken mensen aan, luisteren even en gaan weer weg (ze lijken wel een belichaming van hun online lees- en klikgedrag). Ik bleef echter staan, want dat is de kunst: lang genoeg luisteren tot er iets interessants komt.
Zo hoorde ik Antwerps auteur, boze baardenman en gulle geefpleinjongen Jeroen Olyslaegers bezig over zijn nieuwe roman Wil, die je meeneemt naar de Jodenvervolging in Antwerpen tijdens WOII, en de lafheid ervan. Zoals elke auteur uit zijn eigen leven put, is dat bij Olyslaegers niet anders. Een van zijn grootvaders collaboreerde en verklaarde antwoorden op vragen over de oorlog steevast met: ‘Ge moet dat binnen z’n context zien.’ Ze bleven traumapatiënten, zagen het spook van Hitler in hun dromen, aldus Olyslaegers.
Later voel ik aan de stand van L&M Books de adem van een jongedame met donker krulhaar in mijn nek. Of ze een gedicht mag voorlezen? Dat mag. Er vloeien woorden over haar lippen van Frank Keizer, een van de dichters die dadelijk zijn werk zal voordragen tijdens het uurtje poëzie. Daar noemt ze zichzelf een van de poëziefluisteraars, studenten Woordkunst die bezoekers besluipen met gedichten. Hoezo dan, de Boekenbeurs voorspelbaar? Of ligt er elk jaar een dichter in je nek te hijgen? Ik moet dat gemist hebben.
Wat wel zo is: dichtbundels (en andere parels) zijn hier veroordeeld tot de donkere hoekjes van uitgeverijstanden, maar op het Rood Podium mag het dichterschap welig tieren. ‘Verdriet verdrinken is moeilijk in een massala chai latte’, klonk het bij de jonge Max Greyson, wiens gedichten geboren worden op papier, maar duidelijk leven op het podium. Toenmalig stadsdichter Maarten Inghels trakteerde het publiek op passages uit zijn nieuwe stadsgedicht Volksbevraging: ‘Het ziet er even ingewikkeld uit als je belastingsbrief, maar er valt veel meer mee te winnen.’ Oké dan, Maarten, als jij het zegt.
Ondertussen keuvelen Geertrui Daem, Kathleen Vereecken en Katrijn Van Bouwel nog wat over vrouwelijke auteurs, naijver in de literaire wereld en waarom recensenten toch altijd mannen zijn. Én ook over de debuutroman van Van Bouwel, een van de ontdekkingen op deze Beurs: zo groots als de taal in haar boek, zo groots vertelt ze. Het relletje over seksisme wordt hier danig onderuit gehaald, want dit debat was Ladies Night-waardig.
Oké, ja. De omkadering kan beter. De kwaliteit kan beter. De organisatie kan beter. Je moet goed zoeken, naar een degelijk boek, interessante schrijversgesprekken, sereniteit in de standen. Maar zoals dat bij alles in het leven gaat, zit ook hier geluk in een klein hoekje. Laat de luie lezer dus maar rustig zijn vaste boekenboer uitvragen naar leestips, de bedreven boekenzoeker vindt zijn weg wel tussen alle white noise op deze beurs.
Een reactie op “Stand van zaken”
Reacties zijn gesloten.