Lanoye. Nasr. Moeyaert. Van Leeuwen. Holvoet-Hanssen. Dewulf. Vranken. Inghels. Antwerpen was ooit de eerste stad met een dichter, en is ondertussen toe aan zijn negende: Maud Vanhauwaert. In de stad waarover ze schreven, bleven hun woorden bestaan op baksteen en beton, of leefden een leven in aarde en water. Een poëtische route met 8 stadsdichters en 8 stops dient zich aan.
Stop 1: Londenbrug ⇒ Stijn Vranken, ‘Een goed stadsgedicht’ (2014)
Stijn Vranken, dat is heldere en humoristische poëzie. Getuigt hiervan: zijn vierde stadsgedicht aan de Londenbrug op het Eilandje. Samen met het Gemeentelijk Havenbedrijf werd het op een groot spandoek aan de onderkant van de Londenbrug gehangen. Het geestige gedicht is enkel te lezen wanneer de brug openstaat. Door autobestuurders met weinig tijd die ongeduldig op groen licht hopen, bijvoorbeeld.
Stop 2: Scheldekaaien ⇒ Peter Holvoet-Hanssen, ‘Welkom pierewaaiers’ (2011)

Peter ‘StadsPeter’ Holvoet-Hanssen, de stadsdichter die samen met het volk poëzie maakte. Op de betonnen waterkeringsmuur aan de Schelde – een slordige drie kilometer! – bracht hij van noord naar zuid een ode aan het water en de stad. Niet alleen, neen. Hij kaapte de poëtische Scheldewoorden van meer dan 500 Antwerpenaars – in het bijzonder ECOCIDE van Jongerenstadsdichter Yoni Sel en het wandelgedicht van taalkunstenaar Herman J. Claeys (dat al sinds 1991 op de muur te zien was) – die opgingen in de poëtische woordenstroom van het Kaaiengedicht.
Stop 3: Boerentoren ⇒ Tom Lanoye, ‘De Boerentoren schrijft’ (2004)

De man waarmee het in 2003 allemaal begon, de eerste stadsdichter van België. Hij goot Antwerpen in poëzie en maakte de stad zelf drager van literatuur. Dat toont De Boerentoren schrijft – een gedicht waarin de Boerentoren zijn liefde voor de Kathedraal verklaart – dat de start was van Antwerp World Book Capital 2004. Wat kreeg de Antwerpenaar zes maanden lang te zien? De laatste strofe in een vormgeving van Gert Dooreman. Op een meterslang doek. Tegen de gigantische gevel van de Boerentoren.
Stop 4: Theaterplein ⇒ Joke Van Leeuwen, ‘Ben ik’ (2008)

Joke Van Leeuwens dichterlijke aanklacht tegen kindermishandeling. De laatste regel – ‘zie wat ik zeg dat ik niet zeggen kan’ – kwam tien maanden lang in wit-rode letters boven het Theaterplein te hangen. Symboliek alom, want slechts vanuit één enkel standpunt zag je een leesbare zin, en geen verbrokkeling, die stond voor de hoop dat slachtoffers niet noodzakelijk voor altijd getekend blijven. Op dit plein huist bovendien kindertheater HETPALEIS, op wiens muur de zin in 2009 vereeuwigd werd.
Stop 5: Den Botaniek ⇒ Maarten Inghels, ‘Wanneer wij zomer zaaien in elkaar’ (2016)

Stadsdichter Maarten Inghels gaf de Antwerpenaren een levendige herinnering aan de lente. De groendienst plantte zijn versregel – ‘wanneer wij zomer zaaien in elkaar’ – in op vier groene plekjes in Antwerpen, waaronder Den Botaniek, en na een week gaf de aarde de zin vorm. En het was niet de laatste keer dat Inghels zijn gedichten creatief aan de man bracht, want naast planten zou hij ook Scheldewater, vuur en tattoo’s gaan gebruiken.
Stop 6: Mechelseplein ⇒ Ramsey Nasr, ‘Een minimum’ (2005)

Op de buitenmuur van het voormalige OCMW-gebouw aan het Mechelseplein staat – voorlopig nog – Een minimum te lezen. Het stadsgedicht van Ramsey Nasr over armoede in Antwerpen kwam er op vraag van Recht-op, een vereniging ‘waar armen het woord nemen’, dat onder grote belangstelling en in een ontwerp van Gert Dooreman een plaats op de muur kreeg.
Stop 7: Museum voor Schone Kunsten ⇒ Bart Moeyaert, ‘Gedicht voor gelukkige mensen’ (2007)

De diepe fontein van Cristina Iglesias, de waterspiegel waarin het Museum voor Schone Kunsten zo mooi neervalt. Die hield Bart Moeyaert in gedachten bij het schrijven van zijn dertiende stadsgedicht. Hoe mensen er gelukkig verpozen, op de trappen van het museum zitten, de tijd nemen om naar het op en af stromende water kijken. En ook het contrast met hoeveel dat niet doen, hun eigen geluk in de weg zitten en alleen zichzelf in zonlicht zien.
‘Zeg blije dingen als:
wij moeten zeer de moeite zijn,
als zelfs de zee tot hier komt,
weggaat
en zich weer bedenkt.’
Stop 8: Onzichtbare wegen door de stad ⇒ Bernard Dewulf, ‘Catwalk’ (2013)

Onder het motto ‘Hang eens een kat aan het raam’ nam Bernard Dewulf in 2013 afscheid van zijn stadsdichterschap. En wel met zijn laatste gedicht Catwalk, dat vertelt over een wirwar aan straatjes in de stad die lichtvoetig aan ons voorbijgaan. Catapult maakte er een poezelige raamsticker van die elke Antwerpenaar als afscheidscadeau aan het raam mocht hangen. Mauw!
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.